Ik heb maar liefst twee boeken van Kevin Kelly gelezen over technologie ontwikkelingen, eentje op de e-reader en eentje op papier (niet hetzelfde boek hoor :). De eerste heet What technology wants; de tweede the Inevitable. Beiden zag ik langs komen via Twitter. Nu je het zo zegt: de meeste boekentips vang ik op via mijn Twitternetwerk.
Ik ben deze twee boeken gaan lezen omdat ik wil weten hoe technologie zich gaat ontwikkelen (met name artificial intelligence) en welke invloed dat zal/kan/mag hebben op mijn vakgebied van leren en kennisdelen. Ik was ook benieuwd met welke bril hij naar technologie kijkt. In mijn studie Tropische Cultuurtechniek was er al sprake van verschillende brillen. Zo had je de techno-optimisten die dachten dat technologische ontwikkelingen alle problemen van ontwikkelingslanden op zou lossen, bijvoorbeeld landbouwproductie op peil door kunstmest en pesticiden. Aan de andere kant de sceptici. Ik hoorde toch meer bij de sceptici omdat ik zag hoe groot de invloed is van cultuur en de manier waarop mensen reageren op technologie en er wel of juist niet gebruik van gaan maken. Boeren in Afrika gingen helemaal niet massaal gebruik maken van kunstmest en pesticiden. Zijn er ook zullen verschillen in visies op (leer-)technologieën? Met welke bril kan ik kijken?
Kevin Kelly eindigt the inevitable met een duidelijke stellingname: hij ziet dat we aan het begin staan van een nieuwe fase, het hoofdstuk heet ook ‘the beginning’. In deze fase gaan we richting een collectief bewustzijn die hij de holos noemt. Hier kunnen we ons niets bij voorstellen. Een andere fase wisseling uit het verleden was de uitvinding van de taal. De mensen voor de intrede van taal konden zich de wereld met taal ook niet voorstellen. Door taal kreeg samenwerking en coördinatie een boost, maar ook ideeontwikkeling en fantasie. Door taal reist kennis met generaties mee. De holos is een verbinding van alle mensen en machines via artificial intelligence. Deze holos ontstaan doordat we via internet steeds meer delen, tracken, mixen, filteren etc. Hij noemt ook twee verschillende visies op artificial intelligence: hard and soft singularity. Bij de harde is de theorie dat we een superintelligentie maken die steeds slimmer wordt, alle problemen oplost en ons voorbij gaat. Bij de soft singularity gaat het om een complexe interface tussen mensen en artificial intelligence.
Een aantal ideeën uit zijn boeken die ik meeneem:
-
- Technologie neemt een steeds indringender plek in in ons leven. We slapen met de smartphone en mijn dochter zit soms met laptop op schoot, ipad ernaast en smartphone in de hand. 10.000 jaar geleden liep een boer maar een paar uur per dag met een werktuig in zijn hand.
- Behalve een verslaving aan bv. een smartphone zijn we misschien wel verslaafd aan wat Kelly het ‘technium’ noemt, de technologische vernieuwing op zich. Dit verklaart wel de interesse in gadgets. Dat maakt ook dat sommige technologie onafwendbaar lijkt. Het gilde van de franse schriftgeleerden heeft de introductie van de drukpers in Parijs nog wat tegen kunnen houden maar niet kunnen stoppen.
- Sociale veranderingen in de geschiedenis zijn bijna altijd door technologie aangestuurd. Hij erkent duidelijk dat niet alle veranderingen door technologie positief zijn, zo is de grootschalige slavenhandel mogelijk geworden door de zeilschepen die de oceanen over konden varen. Een quote van Karl Marx: the hand-mill gives you a society with the feudal lords, the steam-mill a society with industrial capitalists.
- De maatschappij en waar we aan werken gaat veel meer over intangibles (services, niet tastbare dingen) dan over goederen. 40% van de exports uit de VS is intangible. In Nederland is het aandeel van diensten in de export ook groeiende.
- Nieuwe technologieën zijn volgens Kelly soms onontkoombaar maar iedere technologie heeft een momentum nodig. Hij geeft het voorbeeld van de beeldtelefoon. Al in 1938 waren er prototypes op het Duitse postkantoor. Picturephones werden op straat geïnstalleerd in New York in 1964, maar opgeheven omdat er maar 500 abonnees waren. Nu gebruiken we Skype, Zoom, Facetime of zetten video aan bij Whatsapp bellen. Er worden tegelijk dingen uitgevonden of uitgeprobeerd. Slechts als de ondersteunende technologie klopt (nu via internet) en sociale dynamiek wordt het breed geaccepteerd. Het spel tussen technologie en sociologie lijkt op het spel tussen nature (genen) en nurture (opvoeding) bij kinderen. De uitkomst is een wisselwerking. Er is vaak een punt waarop technologie een optie lijkt maar waarop de maatschappij al zo veranderd is dat mensen zich gedwongen voelen dit te gebruiken. Ik herken dit wel aan de ov-chipkaart. Mijn moeder kon nog met kaartjes af, maar dat wordt wel steeds moeilijker. Denk ook aan hoe lastig het is als je principieel geen Whatsapp wilt gebruiken.
- De veranderingen van onze tijd vat hij samen in de inevitable: Onze tijd is kennis/informatiegericht, stromen van informatie zoals in je tijdlijn, delen, linken taggen. 40% van het web is commerciële informatie, echter 60% is vrijwillig gedeeld, van uit een passie. Artificial intelligence gaat een grote invloed hebben. De tijd van Artificial intelligence is nu aangebroken omdat we goedkope rekenkracht hebben, big data en betere algoritmes.
- Je kunt de economie herinrichten op aandacht. Als informatie niet meer schaars is, dan is aandacht het wel. Wat als betaald worden om naar een advertentie te kijken? Als informatie niet schaars is, en we efficiënter kunnen werken door artificial intelligence gaat de mens zich richten op ervaringen en belevingen. Die zullen heel duur worden.
- Er is een hele beweging van quantified self. Er is zoveel data die je over jezelf kunt verzamelen en analyseren. Worden we daar echt een beter mens van?
Het is best veel aan ideeën over de invloed van technologie, zeker als je het zo op een rijtje zet. Het is best overdonderend. Op filosofisch niveau herken ik de afwendbaarheid van technologie als iets algemeen geaccepteerd wordt door de maatschappij. Het verslaafd zijn aan technologie ontwikkeling in het algemeen door de mensheid verklaart wel de focus op ontwikkeling en het ‘shiny tool syndrome’ wat ik vaak tegen kom. Het binnendringen van technologie geeft me ook wel een onrustig gevoel, alsof je de controle verliest. Met name van de onafwendbaarheid word ik niet blij. Mijn eigen gevoel zegt dat we niet altijd beter hoeven te worden van alle nieuwe technologie en dat we ons nog wel verbonden moeten blijven voelen met de natuur omdat we daarvan afhankelijk zijn (kijk maar eens naar black mirror). Ook geloof ik niet dat technologie al onze problemen op kan lossen, denk aan klimaatverandering.
Mijn vragen waren wat de invloed gaat zijn van technologie op leren en kennisdelen en welke bril je op kunt zetten. Wat uit deze twee boeken mee neem is het steeds grotere belang van informatie, we moeten ons op een andere manier gaan verhouden tot informatie. We zwemmen in informatie maar helpt het ons ook verder? Omgaan met big data en informatie gaat steeds belangrijker worden. Aandacht richten ook. Daarbij gaat artificial intelligence zo te lezen een grote rol spelen. De quantified self komt ook terug. Een conclusie is let op: (1) artificial intelligence (2) aandacht en focus en (3) leren door feedback over onszelf (quantified self).
Wat betreft de hard en soft singularity geloof ik zeker in de soft singularity, dat wij bepalen hoe artificial intelligence ons gaat ondersteunen. Wat voor gevoel krijg jij van al deze ontwikkelingen?